Eigenwijs

wie kent de stad

als ze alleen kunnen denken

aan een lelijk gezicht

bekend van decennia aan

goed verkopend slecht nieuws

een monotoon gedrocht 

geboren op een kille tekentafel

nog niet goed genoeg om

dood in gevonden te worden

wie ziet de stad

als ze eindelijk durven te kijken

naar wat ze daadwerkelijk is

een in de kiem gesmoorde groeikern

niet geworden wat ze had moeten zijn

en toch met horten blijven ontwikkelen

tot een thuis voor duizenden

elk met een eigen verhaal

hun wortels ferm in de nieuwe grond

wie voelt de stad

als ze eens gaan wandelen

vanuit een halfleeg hart 

lopen fietspaden als rode aderen

door buurten die de namen dragen

van de schepen die daar vergingen

nu overspoeld met weldadig groen

en rust voor wie het zoekt

op de lange dijk die alles droog houdt

starend naar een zakkende zon

boven de overkant die nooit kwam

wie is de stad

als ze nog niet zeker is

van wat ze allemaal kan zijn

tussen een open basalten kantlijn

en uitgestrekte akkers aan de randen

zoeken we eigenwijs naar onszelf

zie het bloeien

zie het sterven

zie de mensen

zij maken de stad

juni 2024

Bodemarchief

waar vroeger beken

en rivieren stroomden

hun namen achterlatend

in duinen en dekzand

daar vloeien nu verhalen

de grond vertelt over de

scherven van jagende verzamelaars

die een beetje boer werden

in zompig stromenland

over vele eeuwen aan

gezonken toekomstdromen

hun welvaart en rampspoed

bepaald door verraderlijk water

over getekende lijnen die

met wilskracht tot leven gewekt

van ruimte een nieuw begrip maakten

op de bodem van de getemde zee

over nieuwkomers die

overal vandaan kwamen en

een samenleving bouwden

op een groot vlak niets

over jou en mij en

wat wij onder deze

eindeloze lucht

allemaal kunnen zijn

mei 2024

Zonnewendetentellende

na middernacht met de ziel onder de arm rond elektronisch vuur nestelen,

in de vorm van een kleine kubus die terug lijkt te seinen naar

de knipperende rode ogen in het vlakke niets

met bier en snacks en verhalen stellen we de slaap uit

tot iedereen toch aftaait

wanneer de laatste fluister sterft 

begint de eeuwige suis van de grote witte waker

haar wieken onaflatend

braaf ben ik in de tent gekropen 

mijn nek brekend tegen een opblaaskussentje

opgekruld als een vuilniszakkleurige worm

de lamp gaat aan, gaat uit, gaat aan

mijn boek open, dicht en open

en mijn pen ook, nee

kamperen is niks voor mij

het besluit tot opstaan is genomen

kruipstuimelend de tent uit

de nacht glijdt al richting dageraad

en op slippers en in groot t-shirt

maak ik mijn gang naar het toilet

met spookachtig blauwe ringen 

van de energiecentraletorens als baken

bij het verlaten van de dixie zie ik de

dames die de boer alvast het weiland

op heeft gejaagd, 

goedemorgen

bij gebrek aan zin om terug te keren

naar mijn vuilniszakkenwormbestaan

loop ik mijn tent voorbij richting 

de heilige aarden wallen

een vurig lichtsnoer leidt de weg

het hart is verstild, slechts de windmolenruis 

en het krakende droge gras onder mijn slippers 

maken geluid

sjokkend maak ik mijn ronde tussen de wallen, 

tot ik me bedenk dat ik binnenkort 

een opwachting moet maken

en dat ik dat niet kan doen in groot t-shirt

en een onderbroek, dus ik schuifel terug

naar de vermaledijde tent

ik vouw mijn lichaam naar fatsoen

teken zelfs wat lijntjes boven mijn ogen

de dag is nooit geëindigd voor mij vannacht

maar nu kan ik hem in elk geval met

enige waardigheid voortzetten

ontbijt bestaat uit twee kleffe bolletjes kaas

met koffie die waarschijnlijk door

een tovenaar is gezet omdat er

een goede kans is dat je de doden

ermee kan opwekken

een roepende koekkoek

en een grote roze vlek in de lucht herinneren mij

eraan dat er wel degelijk tijd is verstreken

ik wacht tot mijn vrienden verfrommeld uit

hun tent komen rollen

de eerste treinen razen voorbij

in dit hart nestelen zich jaarlijks dichters

op ongoddelijke tijdstippen

zodat ze de zomer kunnen verwelkomen

met woorden die doordringen

ik mag de mijne daar straks aan toevoegen

het voelt als een heiligdom en 

mijn gebrokenheid is een boetedoening 

voor onduidelijke zondes, misschien

in de verte mijn vader op zijn elektrische fiets

het blauw van zijn jas gaat de

competitie aan met de ochtendlucht

het blauwe metalen nijlpaardje aan

mijn voordrachtboek lijkt haast te gloeien

de zon, ze is er

het is tijd

het is tijd

juni 2023

Planeet Prokkel

soms lijkt het

alsof ik op een planeet woon

en jij op een hele andere

en dan lijken we verschillend

en heel ver weg van elkaar

maar als ik nou

mijn handen uitsteek

en jij de jouwe ook

zodat we ontmoeten

in het midden

om dan samen iets te doen

dan zie jij wie ik ben

en begrijp jij mij weer beter

want uiteindelijk komen we

toch van dezelfde planeet

mei 2024

Deze schreef ik om de jaarlijkse Prokkeldag in Lelystad te vieren. Een prokkel is een prikkelende ontmoeting tussen iemand met een verstandelijke beperking en iemand zonder, met als doel de twee werelden dichter bij elkaar te brengen.

Vieren en herdenken 2024

Geheugen

in het voorjaar togen we

voor de laatste keer

naar de gespleten man

spierwit starend naar de hemel

zijn zware armen en benen 

staan bevroren in verzet

tegen onvrijheid die

de stad nooit heeft gekend

we omlijsten hem met

kransen en mooie woorden

al jaren draagt hij 

het lange geheugen

van wat er gebeurt

als vrijheid niet meer is 

Vlam

midden in de lente

elk jaar opnieuw

vlamt ze in ons midden

zodat we niet vergeten

hoe het zonder haar zou zijn

als zij er niet is

zijn we blind in het duister

zien we niet waar we heengaan

hebben we geen oog voor elkaar

als zij er niet is

verliezen we de warmte

in onszelf en voor elkaar

en worden onze verschillen

als dodelijke contrasten

als zij er niet is

hebben wij geen kans

om morgen beter te worden

om te leven hoe we willen

om een ander te laten zijn

ze is kostbaar en fragiel

en ver van vanzelfsprekend

ze is een vurige herinnering

aan wat wij doen 

met vrijheid

april 2024

Dit zijn respectievelijk de gedichten voor de Dodenherdenking en Bevrijdingsdag in Lelystad. Voor de Dodenherdenking koos ik voor de invalshoek van het monument, omdat het de laatste keer was dat er op die locatie herdacht zou worden. Zie dit artikel in de Flevopost voor meer informatie.

Voor het bevrijdingsgedicht heb ik geleend van Albert Camus. In Hommage à un journaliste exilé (1955) zegt hij:

“La liberté n’est rien d’autre que la chance d’être meilleur, tandis que la servitude est l’assurance du pire”.

“Vrijheid is niets anders dan de kans om beter te zijn, waar slavernij een garantie is op het ergste”.

Diefstal

we hebben je horizon gejat

met onze toekomstdromen

uit een gemeende noodzaak

een hele zee ontnomen

op haar geest drijft nu

een grote vlakke plak klei

we veroordelen je tot land

corrigeren vlug je zeebenen

en halen alle wind uit je zeilen

nu lig je voorgoed voor anker

op het vasteland

waar we achten je te aarden

april 2024

Jij of ik

ik hoon mijn letters

slijp mijn pen tegen papier

polijst mijn verhalen

bezweer de printer en

tem de zenuwen want

vandaag

is het mijn woord

tegen het jouwe

in een arena gemaakt

van bewondering en applaus

laat ik gedichten schitteren

in minder dan 180 seconden

is die eerste zet gezet

onze woorden dansen

tot ze fonkelen

in het heetst van de strijd

glanzend voor de jury

een daverend publiek

het is niet meer aan mij

of jij hem wint

of ik

maart 2024

Voor de Lelystadse Poetry Slam 2024

اِستَوطَنَتْ Satawtanat

de klei is nieuw

de stad is nieuw

iedereen hier komt

ergens anders vandaan

het is vruchtbare grond

om op te bestaan

een leven gebouwd op

vijf vertrouwde pilaren

en je mocht er

gewoon zijn

maar de tijd

kreeg scherpe randjes

je wordt gevormd tot ander

angst voor wat zij denken

wie je bent

de vooroordelen vergiftigen

je kan niet langer

gewoon zijn

en toch straal je

en met jou vele anderen

niet van de wijs gebracht door

interpretaties van een stuk stof

of de aanname dat

je nooit een keuze hebt gehad

je leeft, balancerend op kruispunten

maar boven alles zul je

gewoon zijn

maart 2024

In de Flevomeerbibliotheek van Lelystad hangt nu “Gewoon Zijn”, een bijzondere foto expositie door Ebru Aydin. Twaalf portretten van moslima’s gepaard met twaalf stillevens van belangrijke objecten uit hun levens vertellen over hoe deze vrouwen simpelweg zijn. In een bijbehorende reeks podcasts vertellen de geportretteerden over hun ‘sense of belonging’; hoe voelen zij zich onderdeel van deze maatschappij?

Hun verhalen en de geschiedenis van moslima’s in Lelystad hebben dit gedicht geïnspireerd.

Kleurplaatstad

je maakt een stad om in te wonen

niet om naar te kijken

tussen een raster van dreven

teken je wijken als eilanden

verbonden door menig brug en fietspad

daar een hart, langgerekt en op de groei

arceer de randen in blauwgroen goud

een toekomstbelofte op papier

binnen no-time uit de klei gestampt

ruim een halve eeuw later

zijn de wijken goed bewoond

door 83.000 zielen die met hun

lofzang en gemopper

heimwee en geborgenheid

gemijmer en observaties

en zelfs nieuwe mythologieën

deze kleurplaat van een stad

met overtuiging blijven inkleuren

en haar hart kloppend houden

november 2023

Dit is het openingsgedicht voor de wijkenbundel van Lelystad, een initiatief van het Stadsdichtersgilde. De bundel is een rijk poëtisch mozaïek over Lelystad door meer dan 50 Lelystedelingen. Op 17 februari 2024 om 14:00 wordt de bundel feestelijk gepresenteerd in de bibliotheek van Lelystad. Elke dichter in de bundel krijgt een eigen exemplaar. De bundel zelf zal voor een sterk gereduceerd tarief te koop zijn. Alle opbrengsten gaan naar stichting MILA.

Na 17 februari is de bundel te krijgen op verschillende verkooppunten, waaronder de Bruna of Readshop Lelystad.

De openingszin is vrij naar Frits Tellegens gevleugelde uitspraak over de vermeende lelijkheid van Lelystad.